Nog even over Mathieu. Dat is dus een Belg, met een Franse, fietsende opa (eeuwige tweede, fluistert huisgenoot B.) en een Nederlands paspoort en daarom zeggen we ‘onze’. Jullie weten het misschien niet, maar hier in huis is wielrennen sport numero één. Dat zit zo. Toen huisgenoot B. nog geen huisgenoot was maar slechts logé, volgde hij alle fietswedstrijden. Maar dan ook echt alle. Hij volgde trouwens ook alle schaatswedstrijden, maar daar kwam ik pas later achter.
Omdat B. niet alleen privé de wedstrijden volgde, maar ook als werk, ging hij als verslaggever mee met de Tour-caravaan. En ik mocht af en toe als een soort spelersvrouw mee. Ook als je af en toe de Tour op televisie volgt, heb je werkelijk geen idee hoe het er daar uitziet. Ik kan je dat dus vertellen. Een kermis, dat is het is. Met een enorme hoeveelheid journalisten, een paar fietsers en dan nog allemaal sponsorachtige types. Zo’n 99 procent van iedereen die er loopt is van de mannelijke soort en toen ik er in week drie nog een weekendje was, bleek dat enorm goed voor mijn ego.
In die tijd – we hebben het hier over begin jaren nul – was Armstrong
da bomb. Het werd al wel een beetje vreemd gevonden dat hij steeds won, maar goed, hij was dan ook ontzettend knap. Nou ja, aan dit alles moest ik dus even denken toen ik vandaag Mathieu in de herhaling zag en ik college kreeg over deze – ik citeer huisgenoot B. – intuïtieve, snel verveelde jongen die de gekste dingen doet. Winnen, bijvoorbeeld. Hou hem dus in de gaten en kijk in de tussentijd nog eens
het interview van Lance Armstrong met Oprah even terug. Want die leuke, knappe, stoere en supersportieve Amerikaan bleek niet alleen een jokkebrok maar – dit weten we na het zien van de documentaire die later verscheen – heeft de trekken van een regelrechte psychopaat. Dit alles heeft trouwens niets te maken met Mathieu van der Poel, dat wil ik nog maar even benadrukken.