We mogen ons terecht zorgen maken. Maar hoe zijn we bij deze realiteit uitgekomen, terwijl de founding visions voor ons internet ooit zo positief waren?
Moderatie betekent namelijk zoveel als ‘matiging’. Als je ooit op school hebt gezeten of aan een debat hebt meegedaan, heb je er ervaring mee. Geen persoonlijke dingen roepen of zomaar iets zeggen. En vooral: je huiswerk doen, luisteren naar elkaar, on topic blijven. Was er niemand om de boel ordentelijk te leiden, dan bleek verrassend vaak de grootste schreeuwer, sterkste persoon of populairste hottie gelijk te hebben. (In my experience in ieder geval.)
Nieuwsgroepen, fora en Web2.0 - een kleine geschiedenis
Voordat we browsers hadden met plaatjes en geluid, was internetten vooral meedoen aan nieuwsgroepen, via Usenet. Mensen bespraken er van alles, in tekstvorm, meestal rondom een thema waar ze gepassioneerd over waren. Dat ging er -als je de pioniers uit die tijd mag geloven- vrij beschaafd aan toe. Misschien omdat het nieuw en relatief niche was, dat internet. En: er waren duidelijke regels en de groep was niet groot. Binnen zo'n subcultuur is het voor iedereen prima toeven, natuurlijk.
Anonimiteit is niet het probleem
En alhoewel men veelal anoniem meedeed in die nieuwsgroepen, was er toch een zeker familiar stranger-gevoel: die man met die hond twee straten verderop… die ken je verder niet, maar die hoort er wel te zijn als jij je vuilniszak weggooit ‘s avonds. Hij geeft je een vertrouwd, veilig gevoel. Hij maakt jouw buurt.
Rond 2005, met de opkomst van het zogeheten Web 2.0, kwamen de weblogs op, de user generated content en de mogelijkheid om te reageren op bijvoorbeeld nieuwsartikelen. Ondertussen kwamen er miljoenen mensen meer online. Oude regels voldeden niet meer. Er kwamen teveel vreemde mannen met honden, er waren teveel buurtjes in jouw buurt.
Een slechte start?
Content moderation associeren we toch vooral met negatieve zaken: online schelden, haat, discriminatie, opruiing. Vanaf 2005 begon het ook vaker en op grote schaal mis te gaan met online conversaties. (Het is niet voor niets dat
Godwin’s Law in 2012 officieel werd opgenomen in de Oxford Dictionary.)
Er miste (mijns inziens) het volgende bij iedereen die een comment-section of forum implementeerde op de site:
- een duidelijk idee: hey, it’s the internet, reageren hoort er gewoon bij, toch?!
- een doel: 'wat gaan we uberhaupt doen met reacties?’
- ondubbelzinnige criteria: wat is wenselijk, wanneer gaat het over de schreef?
- de pedagogische kennis: een gesprek ontstaat meestal niet vanzelf, en eentje die ontspoort lost zichzelf niet op, tenzij… Godwin!
-
besef van de werking van dit nieuwe medium: de schaal en snelheid waarmee nieuwe content op het web verscheen was tot dan toe ongekend.
- de technologische middelen om te modereren at scale.
Enthousiaste medewerkers wierpen zich op als hoeder van de online fora, maakten regels en stelde netiquettes op. In de praktijk deelden ze vooral waarschuwingen en bans uit. #politieagent.
Totdat de reactiemogelijkheden na een aantal jaren weer werden afgesloten of ge-offload (naar die social media platforms waarop we nu vooral de problemen ervaren). Het kost teveel tijd en levert te weinig op, las je in berichten over de aanstaande sluiting. Waarop het handjevol actieve, betrokken leden boos werd en zich gestraft voelde door andermans toedoen. Bij een brainstorm een aantal jaar geleden, met mensen van De Telegraaf, vroeg ik hoe gewenste reacties er dan uit zien. Niemand had daar een antwoord op.
Ontwerpfout
Nu snap ik ook wel dat wanneer je 2,5 miljard gebruikers hebt die nogal verschillende opvattingen hebben, content moderation onbegonnen werk lijkt. Jij en ik begrijpen goed dat zelfs een combinatie van algoritmische en menselijke reviewers de constante stroom aan nieuwe content niet kan monitoren.
‘Meer mensen, meer AI, meer moderatie’ is dan ook niet het antwoord. De meeste systemen gaan uit van ongewenst gedrag. Ze laten dat uitgangspunt leidend zijn bij de ontwerpkeuzes voor interacties tussen gebruikers op een platform.
De eerste internet-utopisten dachten dat democratieen beter zouden functioneren als iedereen toegang kreeg tot dezelfde informatie en op gelijke interesses samen kon komen, in plaats van gelimiteerd te worden door geografische grenzen, uiterlijk of andere fysieke, oppervlakkige kenmerken.