Uitvinding van de fonograaf (voorloper van de grammofoon)
Zijn uitvinding van de koolmicrofoon bracht hem op nieuwe ideeën. Zou hij geluid vast kunnen leggen, op kunnen nemen? In 1877
onthulde hij de fonograaf, zijn nieuwste uitvinding.
Bij de fonograaf worden de geluidstrillingen in een metaallaag vastgelegd, die om een cilinder wordt aangebracht. De naald wordt op het begin van de cilinder geplaatst en in het geluidsspoor gezet. Door de cilinder rond te draaien wordt het opgenomen geluid via een hoorn afgespeeld. Het is de grote doorbraak van Edison, en in latere jaren perfectioneert hij de uitvinding.
In
Cosmopolitan vertelt hij: “De fonograaf was nooit geweest wat het is nu (…) als ik niet doof was geweest. Doordat ik doof ben, heb ik mijn kennis over geluid zeer sterk ontwikkeld en wist ik dat niemand – ook ik niet –
boventonen kon opnemen. Anderen die aan de fonograaf werkten, waren zich niet bewust van deze imperfectie, om dat ze niet doof waren. Doofheid, puur en simpel, zorgde voor het experimenteren dat de machine perfect maakte. Het kostte me twintig jaar om een perfecte opname van pianomuziek te maken, omdat het vol boventonen zit. Nu kan ik het – alleen maar omdat ik doof ben.”