Tech-schrijver Evan Selinger (die ik al vaker heb aangehaald in deze nieuwsbrief) schreef in 2012 het artikel
‘Why it’s ok to let apps make you a better person’. De titel is een beetje misleidend, want het stuk is eigenlijk een nauwkeurige uiteenzetting van de voor- en nadelen van het inzetten van digitale hulpstukken om wilskracht te verkrijgen.
Welke digitale hulpmiddelen gebruik jij om jezelf naar gewenst gedrag te nudgen? Een stappenteller die je hoeveelheid beweging meet? (quantified self) Een app die het element van gamification inzet om je de nieuwe gewoonte om voldoende glazen water te drinken te leren? Een app die elke keer als jij niet wekelijkse drie keer naar de sportschool bent geweest, geld van je rekening overmaakt naar de rekening van iemand anders die dat wel heeft gedaan (financiële incentive)? En misschien in de toekomst: een koelkast die niet meer open gaat als je je benodigde aantal calorieën voor de dag hebt gehad? (ambient intelligence)
Mensen gebruiken al eeuwenlang technologische hulpmiddelen om hun wilskracht te versterken. Denk maar eens in: waar zou jij zijn zonder je wekker in de ochtend? Vast niet elke dag op tijd op je werk!
Dus wat is het verschil tussen de wilskracht die ik overgeheveld heb aan m'n wekker om zo maar te zeggen, en de wilskracht die ik overhevel aan m'n smartphone? Met je smartphone in je broekzak is de mogelijkheid geboren om jezelf continue, overal, en ook nog eens op bijna alle aspecten van mijn leven te monitoren. En daarmee werd het idee van de maakbare mens geboren/versterkt - en hier is natuurlijk de vraag: wat is de kip, wat het ei. Hoe dan ook: jij kunt voor minigod gaan spelen met in designspace ‘Humanity 2.0.’.
Goed, hier heb je al een punt dat ik hieronder verder zal uitwerken. Even even verder met een andere vraag die Selinger zichzelf stelt: versterkt of verzwakt het gebruik van digitale hulpmiddelen onze wilskracht eigenlijk?
Hij gaat hierbij te rade bij het werk van prof. Luc Bovens over nudging die twee problemen ziet bij digitale wilkracht: ‘fragmented selves’ en ‘infantalism’.
Fragmented selves behave one way while under the influence of digital willpower, but another when making decisions without such assistance. In these instances, inconsistent preferences are exhibited and we risk underestimating the extent of our technological dependency.
Kortom: eet ik gezond omdat IK dat wil en doe of eet ik gezond omdat mijn slimme tech me hiertoe (ongemerkt) aanzet? In ons continue plugged-in bestaan, is de vraag misschien niet meer relevant of we ons goede gedrag nog wel voortzetten als we niet meer connected zijn met onze smartphone, maar er komt wel een nieuwe vraag op. Namelijk: waar zit het machtscentrum? Ben ik nog steeds in charge? Is dat Ik niet inmiddels een samensmelting met mijn smartphone? En maakt het iets uit, zolang ik maar m'n doelen bereik?
People might start asking themselves: Has the problem of fragmentation gone away only because devices are choreographing our behavior so powerfully that we are no longer in touch with our so-called real selves – the selves who used to exist before Digital Willpower World was formed?
Winnen we dus aan kracht door digitale hulpmiddelen in te zetten of verliezen we dit juist en worden we tot wat Bovens ‘infantalized subjects’ noemt?
Infantalized subjects are morally lazy, quick to have others take responsibility for their welfare. They do not view the capacity to assume personal responsibility for selecting means and ends as a fundamental life goal that validates the effort required to remain committed to the ongoing project of maintaining willpower and self-control