“[…] the iPhone nestled warmly in my pocket […] never too busy, never too tired, always the same; offering steady but infinite options and engagements. It’s a match made in silicon heaven.
Except, of course, I myself am often busy and tired: too busy to keep my wits about me or my priorities my own. […] My relationship with technology is a kind of killing through kindness.”
Onze technologie kan niet alleen veel meer aan dan wij, maar speelt daarbij ook nog eens in op ingebouwde psychische kwetsbaarheden. Zo refereert Chatfield aan het onderzoek van Roy Baumeister over ‘
ego depletion’ over hoe we per dag maar een beperkte hoeveelheid wilskracht bezitten die op een gegeven moment gewoon verbruikt is.
“Your phone isn’t toxic, it isn’t a brain sigaret, but it’s seducing. Resisting the active temptation is taking a toll.”
Kortom, we moeten volgens Chatfield nadenken over het volgende:
“[…] een gemakkelijk vergeten waarheid: dat de theoretische mogelijkheden van technologie uiteindelijk minder belangrijk zijn dan gebruiksgemak en controle. Als hierin een waarschuwing ligt, dan is het dat in onze toenemende behoefte aan gebruiksgemak het gevaar ligt dat we de controle opofferen op een ander terrein: ons vermogen om meer van onszelf en anderen te vragen dan een versimpeld minimum.[…] Hoeveel aandacht mogen we van onze omgeving verwachten en hoeveel aandacht zijn we die verschuldigd? En hoeveel aandacht hebben we nodig - of mogen we verwachten - om ten volle ‘onszelf’ te zijn?”
Over de gewetensvraag hoeveel aandacht we aan onze omgeving verschuldigd zijn, geeft Chatfield trouwens nog een grappig voorbeeld: hoe hij de nieuwgeboren baby’s van vrienden onthoudt (of eigenlijk dus niet onthoudt) door de geboorteberichtjes op te slaan in z'n telefoon:
“Zonder geboorteberichtjes in mijn telefoon heb ik geen idee hoe de eerstgeborenen van mijn beste vrienden heten of wanneer ze jarig zijn. Ik heb de sms’jes beantwoord en soms ook een kaartje of presentje gestuurd en vervolgens ben ik de hele zaak vergeten. Ondanks alle blogs en foto’s en updates op Facebook ben ik me nauwelijks bewust van hun bestaan.
Ik ‘herinner’ me deze kindernamen op dezelfde manier als ik de telefoonnummers ‘ken’ in mijn telefoon: de informatie is in mijn bezit. […] Maar door dit domweg een ‘geheugen’ te noemen loop ik het risico dat ik fundamenteel verkeerd begrijp wat herinneringen kunnen betekenen voor mij. […] Zelfs de meest volledige database ontbeert wat ieder mens op aarde vanzelfsprekend vindt: een verhaal. […] Hoewel we de delen van onze hersenen kunnen herkennen die verantwoordelijk zijn voor ons lange- en kortetermijngeheugen hebben we geen rechttoe, rechtaan geheugenchip in ons hoofd. Er bestaat zelfs geen menselijk geheugen naast onze gedachten, onze gevoelens en ons ik. Wat we ervaren, doen en leren wordt deel van ons.”
Toevallig werd ik me hier twee weken geleden op dezelfde wijze pijnlijk bewust van toen ik onderweg naar een pasgeboren meisje, een kwartier lang m'n whatsappgesprek heb lopen doorzoeken naar hoe de eerstgeboren zoon ook alweer heette. Ai, ik was erg blij dat ik m'n telefoon had om de naam even op te zoeken, maar vond het ook wel erg pijnlijk dat ik het niet onthouden had. Als ik het belangrijk vind om mijn leven te delen met vrienden en familie, en daarvoor ook mijn technologie wil inzetten, hoe zorg ik er dan voor de belangrijke informatie de juiste aandacht te kunnen geven in plaats van alles in een soort vergaarbak te laten terechtkomen, wat nu gebeurt als ik m'n leven via tech deel?
De zoektocht gaat verder, maar voor nu: