Het nieuwe album van Sufjan Stevens duurt tachtig minuten, maar na vijf minuten moet je al even naar adem happen. Opener
Make Me An Offer I Cannot Refuse heeft duizelingwekkende tempowisselingen en werkt als een op hol geslagen wasmachine toe naar een climax met zinderende industriële beats.
Het contrast met voorganger
Carrie & Lowell (2015), waarop hij wist te ontroeren met verstilde liedjes met diep persoonlijke teksten over familietragedies, kan haast niet groter. Stevens verruilt op
The Ascension de gitaar en piano van die hartverscheurende plaat voor synthesizers, elektronica en drumcomputers.
Deze nieuwe muzikale richting is behoorlijk wennen geblazen en vond ik aanvankelijk niet zo geslaagd. Alsof Stevens een fel gekleurd jasje aan heeft getrokken dat hem niet echt staat. Pas na flink wat luisterbeurten raakte ik meer gewend en groeide mijn waardering. Deze plaat klinkt meer
‘bossy’ en
‘bitchy’ - zoals hij het zelf
bij The Atlantic noemde - en dat is niet voor niks.
The Ascension is namelijk een opvallend politiek geëngageerde plaat, waarop pessimisme en verbittering doorklinkt over zijn land waar een tv-beroemdheid uit kon groeien tot president.
“I’m ashamed to admit I no longer believe”, zingt hij op de 12 minuten durende afsluiter
America - niet verwijzend naar zijn eigen geloof - waarna hij vervolgt:
“Don’t do to me what you did to America”. Op de aanstekelijke
elektropop van
Video Game zet hij zich op indirecte manier af tegen de jacht op zoveel mogelijk likes en volgers.