Afgelopen week publiceerde het CBS wederom een rapport over de platformeconomie. Twee weken geleden publiceerden zij het rapport ‘Monitor Platformen – Meer zicht op platformen in Nederland’. Dit onderzoek was tot dusver nog aardig onder de radar gebleven, totdat het rapport deze week werd meegestuurd bij de bekendmaking van nog een rapport over de platformeconomie.
In het rapport (of beter gezegd: nieuwsbericht) dat deze week werd gepubliceerd is gekeken naar in welke mate bedrijven in Nederland gebruik maken van online platformen om hun diensten en producten te verkopen. De resultaten van dit onderzoek maken deel uit van een breder onderzoek en bredere enquête naar het ICT-gebruik van bedrijven.
Dat beide rapporten tegelijkertijd naar de media werden gestuurd leverde logischerwijs wat verwarring op, vandaar dat ik in deze analyse de rapporten dan ook apart van elkaar behandel. Onder aan deze nieuwsbrief lees je mijn bijdrage in Trouw en op BNR over dit rapport.
Hoe bedrijven in Nederland (externe!) platformen gebruiken om hun diensten en producten te verkopen
Om te beginnen met het laatste rapport over het gebruik van online platformen door bedrijven in Nederland. Het bericht opent met de volgende alinea: “Circa 8 procent van de Nederlandse bedrijven met twee of meer werkzame personen gaf aan in 2018 online platformen te hebben gebruikt om hun goederen en diensten af te zetten. De belangrijkste redenen waren de toegang tot een grotere afzetmarkt (83 procent) en gemak (75 procent). Dit blijkt uit het onderzoek ICT-gebruik bedrijven van het CBS.”
Wat opvalt aan dit onderzoek:
- In het bericht wordt gemeld dat vooral bedrijven in de horeca en handel gebruik maken van online platformen. Mijn vermoeden is dat vooral bedrijven die een consument bedienen (dus: to consumer) gebruik maken van platformen, aangezien deze doelgroep gewend is om met online platformen te werken;
- De motivatie voor bedrijven om spullen en diensten te verkopen via een platform is 1) het bereiken van een grotere markt, 2) gemak en 3) het behouden of vergroten van het marktaandeel. Als laatst geeft slechts 43% aan een platform te gebruiken om een internationale markt te bereiken. Dit laatste is logisch, aangezien dienstverlening vaak fysiek op locatie wordt uitgevoerd en daarmee minder snel internationaal schaalbaar is;
- “Bijna 40 procent van de bedrijven geeft aan dat de aanwezigheid van online platformen in hun bedrijfstak een positief effect heeft op hun omzet. Iets meer dan 7 procent geeft aan dat de aanwezigheid van online platformen juist een negatief effect heeft op de omzet.” Het negatieve sentiment valt hier dus erg mee;
- Als laatst valt mij op dat slechts 16,4% van de horeca gebruik maakt van een online platform. Ik had een veel hoger cijfer verwacht. Het kan natuurlijk liggen aan wie allemaal wel en niet in deze categorie zijn verzameld. In de categorie horeca geeft 41,8% aan dat de omzet stijgt door aanwezigheid van platformen, terwijl slechts 1,2% aangeeft dat de omzet daalt door de aanwezigheid van platformen. Het sentiment is dus vooral positief, wat je ook niet zo snel zou verwachten wanneer je naar de verhalen in de media luistert. Dan is het natuurlijk de vraag (zoals altijd): hoe representatief is de groep klagers. En natuurlijk ook: leuk dat de omzet stijgt, maar als de marge daalt dan is de ondernemer er onder de streep slechter mee af.
Onderzoek meer zicht op online platformen in Nederland
Dan
het tweede en meest omvangrijke onderzoek dat echt 100% om platformen draait. Over dit onderzoek heb ik in de aanloop ook regelmatig met de onderzoekers van het CBS contact gehad en ik heb hen o.a. voorzien van een lijst met platformbedrijven, meegedacht over vragen en definities en input gegeven voor de aanbevelingen.
Over het onderzoek wordt in het bericht het volgende over gezegd: “Online platformen kunnen gezien worden als digitale bemiddelaars tussen twee of meer groepen aanbieders en afnemers van goederen, diensten en/of informatie en waarbij de bemiddelaars deze producten (meestal) zelf niet aanbieden. In steeds meer facetten van de samenleving en de economie komen dit soort digitale dienstverleners voor.
Deze notitie presenteert de eerste resultaten van een statistisch onderzoek onder een kleine 200 online platformen in Nederland. Aan bod komen onder meer de volgende aspecten: de gebruikers (aanbieders en afnemers), markoriëntatie, verdienmodellen, financieel resultaat, algoritmen, data, beoordelingssystemen, ondersteunde diensten, bedrijven die online platformen gebruiken, de deeleconomie en online platformen die in werk bemiddelen. Het gaat om voorlopige cijfers. Daarnaast wordt ingegaan op de gehanteerde definitie en de context van online platformen.”
Het heeft weinig zin om het hele rapport in deze nieuwsbrief samen te vatten: als je interesse hebt kun je het beste
gewoon zelf het bijbehorende paper lezen. Het is een erg interessant document geworden en geeft weer de nodige food4thought.
Wat ik vooral mooi vind is de manier waarop de onderzoekers aangeven dat dit een eerste aanzet is, die nog verre van perfect is. Dat is ook absoluut zo, zo is de uiteindelijke onderzochte populatie is klein (179 platformen), maar die openheid en kwetsbaarheid zie ik weinig voorkomen. Zoals in deze quote uit het rapport: “Deze notitie is een eerste proeve van een breder onderzoek naar platformen in Nederland. Zoals bij alle eerste versies is er nog veel te verbeteren.”
Het meest interessant en relevant zijn wat mij betreft de aanbevelingen en ik ben blij dat een aantal van mijn speerpunten daarin zijn meegenomen:
“Ten slotte, is geconstateerd dat niet alleen het CBS bezig is met het samenstellen van een populatie van platformen, maar ook andere organisaties, die zich op enigerlei wijze bezighouden met dit onderwerp. Elke organisatie lijkt van nul te beginnen. Bovendien is bij de samenstelling van de populatie meestal sprake van handwerk. Het is aanbevelenswaardig werkzaamheden op dit terrein beter te coördineren, waarbij de toegang tot de populatie voor instellingen en onderzoekers gefaciliteerd zou moeten worden. Onderzoek naar (aspecten van) platformen is op dit moment een gewild onderwerp, zeker als het gaat om platformwerkers. Om te voorkomen dat meerdere organisaties vergelijkbare vragenlijsten naar platformen sturen, is ook hier coördinatie gewenst.”
Ik merk dat er langzaam maar zeker dat steeds meer partijen pleiten voor deze horizontale coördinatie en borging binnen de overheid. Volgens mij is dat een essentiële stap die moet worden genomen naar een meer weerbare overheid op het gebied van digitalisering en platformisering. Nu vindt er nog te veel werk in silo’s plaats en is er geen horizontale coördinatie. Dat werkt niet. Intussen ben ik ook aan het nadenken over hoe ik hier een rol in zou kunnen spelen. Ik merk dat veel partijen hier enthousiast over zijn, maar geen goed antwoord kunnen geven op de vraag waar dit geborgd kan worden en hoe hier ook structureel budget voor kan worden vrijgemaakt. Van mij wordt dan vaak verwacht dat ik gratis meewerk, wat natuurlijk geen duurzaam model is voor mijzelf: ik ontvang immers geen basis inkomen van het rijk (inclusief WC papier toeslag ;-)). Daar ben ik dus mee gestopt. En als men iets belangrijk vindt, dan moet die borging ook echt we te regelen zijn. Kwestie van prioriteiten en waar een wil is… Mocht je zelf ideeën hebben, laat het vooral weten.