Op dinsdag 3 November 2020 stemmen de inwoners van California niet alleen voor een nieuwe president, maar ook voor de toekomst van de ‘gig economy’ in hun staat. Dan zal duidelijk worden of de door de platformen ingediende ‘Proposition 22’ (Prop22) wel of geen meerderheid zal halen. Wat de uitslag ook gaat worden: deze proposition heeft nu al een ongemakkelijk record gezet: met een bedrag van 218 miljoen dollar (and counting…) is dit de stemming
waar het meeste lobby / campagne geld in is gestoken in de geschiedenis van de staat California. Dat daarvan zo'n 90 procent ten goede komt voor het ‘ja’ kamp maakt duidelijk hoe de kaarten zijn verdeeld.
Net als in Nederland is er ook in de Verenigde Staten onenigheid of ‘gig workers’ die voor (on demand) platformen werken werknemer of freelancer zijn. De reden dat ik ‘on demand’ duidelijk vermeldt, is omdat juist bij klusplatformen waar de klusjes kort zijn, de dienstverlening universeel, 1-op-1 en de app automatisch bepaalt wie welke klus krijgt degenen die het werk moeten uitvoeren extra kwetsbaar zijn. Je moet denken aan het bezorgen van maaltijden, boodschappen of pakketjes en het rijden van taxi. De Verenigde Staten loopt flink ‘voorop’ in dit segment van de gig economy: de markt is enorm en door covid is deze markt alleen maar groter geworden.
Zo kondigde boodschappen bezorg app Instacart in april aan 300.000 extra aanbieders op het platform toe te laten en heeft het plannen om dat aantal met nog eens 200.000 te laten stijgen.
In het zeer lezenswaardige artikel
‘California’s Proposition 22 Presents an Alarming Turning Point in Labor Law’ van de Fairwork Foundation (onderdeel van het Oxford Internet Institute) wordt duidelijk uitgelegd wat deze stemming behelst en wat de context hiervan is in de (geschiedenis van de) Amerikaanse arbeidsmarkt. Vorig jaar werd in de staat California de AB5 wetgeving aangenomen. Het doel van deze wetgeving is om klusplatformen te verplichten hun aanbieders in dienst te nemen en hun verantwoordelijkheid als werkgever te erkennen. De voorwaarden om onder AB5 als freelancer te mogen opereren zijn als volgt:
(A) they are free from control or direction
(B) they perform work that is outside of the company’s usual course of business
© the worker is engaged in an independently established trade or business.
Hoewel het duidelijk is dat deze platformen onder AB5 vallen, was het al snel duidelijk dat zij dit anders zagen. Een maand na het ingaan van AB5 dienden een coalitie geleid door Uber, Lyft en Doordash dus Prop22 in. Met als doel om een uitzondering voor ‘app-based transportation and delivery platforms’ te verkrijgen. Wat in zou houden dat deze platformen hun aanbieders nu definitief niet in dienst hoefden te nemen. In ruil daarvoor moeten zij de aanbieders iets tegemoet komen met o.a. een bijdrage in ziektekosten, verzekering en een arbeidsongeschiktheids uitkering.
Kort samengevat wordt er met Prop22 een tussencategorie gecreëerd waarbij de platformen vanuit hun perspectief water bij de wijn doen, om zo de juridische strijdbijl te kunnen begraven. Dat is natuurlijk puur eigenbelang: de uitkomst van dit debat heeft grote impact op de toekomst en levensvatbaarheid van dit soort platformen. Daarnaast is deze wet voor de platformen belangrijk, omdat het als voorbeeld kan worden gebruikt voor andere staten en landen. Daarnaast is de wet eenmaal aangenomen nagenoeg in beton gegoten: een herziening is onwaarschijnlijk.
In het Fairwork artikel worden valide punten aangehaald waarom deze wet in alle opzichten een achteruitgang is voor de rechten van de aanbieders. En al klinkt het misschien sympathiek dat de aanbieders via Prop22 vanuit de situatie waar de aanbieders nu in zitten er iets op vooruitgaan: uiteindelijk is het een achteruitgang en een vrijkaart voor dit type platformen om zonder juridische drempels hun verantwoordelijkheid niet te pakken.
De strijd om Prop22 gaat er (ook) om spannen. Wat de uitslag ook gaat worden: het zal sowieso impact hebben op het debat rondom de gig economy dat nog komen gaat.