Je liet je zakgeld door de spaarpot rollen en de munten werden automatisch gesorteerd.
Als ik een bedrag van vijfentwintig gulden had bereikt, bracht ik dat naar de bank. Ik wachtte vervolgens geduldig op het afschrift. Daarop stond, behalve het bijgeschreven bedrag, ook het actuele rentepercentage. Dat was in die tijd tussen de 5 en 6 procent.
Voor elke 100 gulden die ik spaarde, kreeg ik jaarlijks 6 gulden extra.
Zomaar, voor niks, gratis geld. Geen idee waarom, maar het was geweldig.
Vanaf dat moment was ik een spaarder.
Ik maakte thuis op mijn rekenmachine ingewikkelde sommen, en verlekkerde me aan de extreme resultaten van het rente-op-rente-effect. Als alles volgens plan zou verlopen, dan had ik rond mijn dertigste een ton op de bank. Rond mijn vijftigste was ik miljonair.
Vooruit, guldenmiljonair, maar toch.
Ik stelde mezelf voor hoe ik slapend rijk werd.
Helaas.
Dat gebeurde niet.
Rond mijn dertigste had ik alleen maar schulden en stond ik op het punt om een hypotheek van twee ton af te sluiten.
Maar het wonderlijke effect van rente-op-rente is me altijd bijgebleven.