Als je kijkt onder 4% en dan steeds bij een looptijd van 30 jaar, dan zie je dat de slagingskans bij elke portefeuille 100% is, en één keer 98%.
Daarentegen, als je elk jaar 10% (in plaats van 4%) zou opnemen uit je portefeuille met aandelen, dan is de kans dus 50% dat na 25 jaar al je geld op is.
Oeps.
4% wordt daarom nu de Save Withdrawal Rate genoemd.
Hoeveel geld heb je nodig om met pensioen te kunnen?
Daarmee kan je dus makkelijk berekenen, hoeveel vermogen je nodig hebt om niet meer te hoeven werken.
Zijn je jaarlijkse uitgaven bijvoorbeeld € 20.000? Dan moet je volgens de regel € 20.000 / 4% = € 500.000 beleggen om van het rendement op je investeringen te kunnen leven.
Nog makkelijker: je jaarlijkse uitgaven x 25 = je benodigde vermogen.
Mijn jaarlijkse uitgaven waren vorig jaar ongeveer € 20.000. Ik heb dus een half miljoen nodig om financieel onafhankelijk te zijn.
Dat is mijn uiteindelijke doel geworden. € 500.000.
Omdat dat erg veel geld is, heb ik het (net als tijdens de training voor de marathon) opgedeeld in subdoelen.
Eerst maar eens € 100.000 halen, een ton dus.
Bedenkingen bij de 4%-regel
Belangrijk is om te beseffen dat de 4%-regel een vuistregel is.
Hij is bedoeld om te motiveren, om je uit te dagen.
Er zijn namelijk genoeg bedenkingen bij de regel.
1. Hij is gebaseerd op resultaten uit het verleden. Zoals we weten, bieden die nooit een garantie voor de toekomst. 4% is het worstcasescenario uit het verleden. Als je in het verleden op het allerslechtste moment van de beurzen met pensioen ging, kon je het met opnames van 4% nog net redden.
Op alle andere momenten in het verleden had je jaarlijks meer kunnen opnemen, of was je vermogen nog verder gegroeid.
Anderzijds, misschien doen de beurzen het in de toekomst juist wel slechter dan ooit te voren.
2. Het is een Amerikaanse studie. In Nederland gelden iets andere inflatiecijfers en vermogensbelasting. Ook hebben wij de luxe van AOW en (soms) pensioen vanaf een zeker moment. Die zijn in deze berekening niet meegenomen.
3. Inflatie is wel meegenomen in de berekening en gehouden op 2%.
Maar het zou zomaar kunnen dat die in de toekomst meer is.
4. Wat geef je uit in de toekomst? Het is erg lastig om je uitgavenpatroon over 10 of 20 jaar te voorspellen. Wat ik nu uitgeef, lijkt daar misschien niet eens op.
Kinderen kosten straks meer geld? Gaan we groter wonen? Kleiner? Gaan we zuiniger leven? Hoeveel vermogensbelasting ga ik straks betalen? Dat moet je dus schatten.
5. Last but not least, de kans is dus heel groot dat ik niet wil stoppen met werken. Alles wat ik blijf verdienen, hoef ik dan niet op te nemen uit mijn vermogen.
Kortom, de 4%-regel is absoluut geen garantie.
Het is sowieso verstandig om de berekening elk jaar opnieuw te maken, zeker als je uitgavenpatroon veranderd is.
Maar daar gaat niet om.
Het gaat erom dat we nu een richtlijn hebben. Een doelbedrag. Een balkje dat we kunnen laten vollopen op ons computerscherm.
We hebben motivatie.
Dat dat voor mij werkt, zie je in de rubriek hieronder.
Ik denk dat het voor veel mensen werkt.