Na mijn ervaring in Cleveland ging ik een maand vrijwilligerswerk doen in Nepal. Een NGO had de ambitie om hun productie van lokale producten op te schalen en vroeg mij hen te helpen en adviseren hoe dat aan te pakken. Ik startte de gesprekken en kwam erachter dat zij in een heel weerbarstige omgeving werken: ze hebben de helft van de tijd stroom (letterlijk! het land is verdeeld in regio’s en die hebben afwisselend stroom. Er zijn schema’s die je vertellen in welke tijdblokken) en die valt ook nog regelmatig uit. De toevoer van grondstoffen is zeer onregelmatig en onbetrouwbaar. Ook zijn er vaak stakingen van publieke diensten waardoor de kleine producenten nooit weten waar ze aan toe zijn. Ga dan maar eens opschalen..
De verwarring sloeg toe. Hoe ging ik hen helpen? Al deze factoren lagen buiten mijn en hun invloedssfeer. Ik zette de waarderende bril op en ging op zoek naar hun kracht. De relaties tussen deze mensen en hun bedrijven zijn enorm sterk. Ze voelen familiair. Dat geldt niet alleen voor de lokale producenten onderling (ondanks het feit dat ze ook concurreren), maar ook voor de grote klanten. Zij voelen verbondenheid met deze NGO en gaan daarom niet naar goedkopere producenten in bijvoorbeeld Vietnam. De handgemaakte en maatwerk producten vormen hun tweede kracht. Nee, deze producenten moeten niet gaan standaardiseren om het proces betrouwbaarder te maken; daarmee verliezen ze hun belangrijkste kracht en gaan ze waarschijnlijk zelfs failliet. Dus we zijn de relaties nog verder gaan versterken om vanuit die verbondenheid en loyaliteit meer vraag te creëren en meer betrouwbaarheid in de levering van grondstoffen.