Grenzen tussen landen en regio’s, grenzen rond organisaties, maar ook het categoriseren en inkaderen van zaken. Waarom doen we dat eigenlijk? In mijn ogen is het een manier om zaken hanteerbaar te maken. Controleerbaar. Identificeerbaar. Behapbaar. Maar grenzen splitsen ook: een grens creëert een scheidslijn tussen wij en zij. En natuurlijk zijn wij héél anders dan zij. Met alle gevolgen van dien. Grenzen creëeren beperkingen.
Rutger Bregman schreef in 2013 een lang stuk waarom alle grenzen open zouden moeten; het zou bijvoorbeeld in één keer alle armoede oplossen.
Wat ik vooral moeilijk vind aan begrenzen, splitsen en categoriseren is dat het slechts één manier van denken is, die over het algemeen resulteert in belangen (dus tegenstellingen) en afgebakende verantwoordelijkheden. De meeste zaken in de wereld kennen géén grenzen, inclusief uitdagingen zoals klimaatverandering, een virus, verlies van biodiversiteit en armoede. Als de grote uitdagingen waar we voor staan onbegrensd zijn, kunnen we die dan oplossen met deze manier van denken?