“We wilden het contact onderhouden tussen de mensen in dienst en hun familie, zodat ze wisten wat hun geliefden meemaakten. Die verbondenheid maakte onze missie belangrijk”, vatte Lena Derriecott Bell King hun taak samen. “Zonder ons hadden veel mensen nooit post gekregen”, vulde oud-collega Elizabeth Bernice Barker Johnson aan.
De vrouwen werkten zeven dagen per week, 24 uur per dag. “Het was lang en vermoeiend werk. De stapels post reikten bijna tot aan het plafond. Je werkte gewoon totdat je te moe was om nog iets te doen”,
vertelde Barker Johnson. Door zo 65.000 poststukken per dienst te behandelen wist de groep de achterstand in drie maanden weg te werken, de helft van de geschatte tijd.
De ruim 850 medewerkers werkten onder moeilijke omstandigheden. De posthangaars waren koud, en donker door de verplichte verduistering. Ratten kropen door de balen post, op zoek naar etenswaren die familieleden hadden gestuurd naar uitgezonden militairen. Hoewel de vrouwen niet aan het front werkten, was hun werk niet ongevaarlijk: een Duitse onderzeeër belaagde het schip waarmee ze naar Engeland voeren en vlak na aankomst sloeg een V1 in. Drie leden kwamen na de capitulatie om bij een auto-ongeluk in Frankrijk.
Desalniettemin overheerste het plichtsbesef en trots. Het 6888 was in Europa de enige eenheid waar alleen zwarte vrouwen dienden. Toch was dat iets waar Adams zelf tijdens de oorlog niet bij stilstond. “Op het moment zelf ben je er niet mee bezig dat je geschiedenis schrijft. Het is pas geschiedenis als je ermee klaar bent.”
Na de oorlog was er evenwel maar weinig aandacht voor deze baanbrekende groep vrouwen: de eenheid werd met weinig ceremonieel ontbonden. De Congresonderscheiding moet dat een beetje goedmaken. “Deze vrouwen kregen in een oorlog te maken met zowel racisme als seksisme", redeneerde Afgevaardigde Moore, een van de aanjagers van het eerbetoon. “Deze onderscheiding is niet meer dan logisch voor veteranen die bij thuiskomst maar weinig erkenning kregen.”
“Hun werk en offers zijn helemaal bijzonder als je bedenkt dat zij vochten in naam van vrijheden die voor henzelf op dat moment niet eens golden”, vult Afgevaardigde Pappas aan. Eenmaal thuis werd er immers vooral weer gekeken naar hun sekse of huidskleur, veteraan of niet.
Van de ruim 850 vrouwen uit het 6888ste is nog maar een handjevol in leven. Majoor Fannie Griffin McClendon is blij met de eer. “Het is overweldigend. Het is iets waar ik zelf nog niet eens over nagedacht had.”